Bij wijze van nader onderzoek, just for the fun of it én als dankbetuiging aan Jan Foudraine en Alexander Smit voor hun meesterlijke spreekkunsten, die in meerdere satsangvideo’s bewaard mochten blijven, heb ik er één getranscribeerd.
monnikenwerk
Ik raakte vanmorgen geïnspireerd tot het verrichten van wat zogenaamd ‘monnikenwerk’.
Monnikenwerk, volgens de etymologiebank gedefinieerd als: moeitevolle arbeid die niets oplevert, is gebaseerd op de idee dat monniken moeten werken om de ledigheid te vermijden, al zouden zij ook vandaag moeten vernietigen wat zij gisteren hebben gemaakt.
Een opmerkelijk idee, zo valt mij binnen als ik de tekst lees, die ongetwijfeld voortkomt uit de één of andere hoopvolle aanname die met de jaren kon uitgegroeid tot een hopeloze religie.
Het schrijven wat hier wordt aangeboden en wat ik monnikenwerk noem, heeft niets met moeten werken te maken, noch met het vermijden van ledigheid. Wél zou je kunnen zeggen dat de tekst tot stand is gekomen met een zekere moeite en de wetenschap, dat de gedane arbeid in wezen niks oplevert.
Misschien had ik de term monnikenwerk meteen terug moeten sturen naar de plek waar die vandaan kwam, maar daarvoor is het nu te laat. Hier staat ‘ie al zwart op wit als een voorbode van wat nog komen zal. Wie weet blijft het hier een tijdje staan. Maar net zo makkelijk kan er morgen een beweging komen waarin wordt vernietigd wat ik vandaag heb gemaakt.
Who knows?
”Who cares?”, zou Alexander wellicht antwoorden.
De moeitevolle arbeid die ik met een licht hart heb verricht, betreft het transcriberen van een door mij - en vele anderen - grijsgedraaide YouTube-video uit de jaren negentig van een zekere ‘No body’ (geestig), die door Rick Rienstra ordentelijk in een playlist is geplaatst op zijn kanaal. Ik ken Rick Rienstra ook niet, maar we zijn gelabeld met dezelfde initialen en hebben (kennelijk) allebei ‘iets’ met Alexander Smit.
Het maakt voor dit schrijven allemaal niet uit. Niet van wie ik het heb of waar en wanneer ik de video precies heb gevonden. Noch maakt het iets uit wat ‘ik’ erin heb gevonden of eruit heb gehaald. Elke keer als de video wordt bekeken of beluisterd, worden er nieuwe aanwijzingen gevonden voor een dieper begrip van de waarheid of wordt er op z’n minst meegelachen met de gedienstige grappen en waarlijke woordspelingen.
Ook tijdens het transcriberen van de gesproken woorden en zélfs in de ruis, die het verstaan van de woorden soms moeilijk maakte, zitten antwoorden op vragen waarvan ik niet wist dat ik ze had.
“Of: “Kun je wat kroketten bij de Holtkamp halen voor me?””
Wat ik heb opgetekend uit de ruim 50 minuten durende video, zijn de woorden die betrekking hebben op de communicatie tussen Amrito (als vraagsteller aangeduid met ‘V:’) en Alexander (aangeduid als ‘A:’). Later volgen de vragen van twee anderen, die ik eveneens duid als: ‘V:’. Slechts een enkele keer heb ik naar de woorden die ik niet versta, moeten gissen. Waar dat is gebeurd, vind je de tekst tussen haakjes: ‘[…]’.
Tot slot
Ik besef me dat mijn zintuigen en de resten van kennis en conditioneringen in de weg staan om een compleet ruis-loze weergave te kunnen geven van wat er is gezegd, via lichaamstaal is uitgedrukt en dát wat überhaupt niet in woorden te vangen valt. In die zin is dit schrijven - voor wie denkt dat hij er iets-mee-op-zal-schieten - waardeloos. Maar voor het uitbranden van de tijd (wat in zekere zin óók verlichting brengt) kan dit schrijven goed van pas komen. (Het helpt dan, om dit vrij lijvige stuk, in z’n geheel te printen…)
we kunnen beginnen
A: We kunnen beginnen, Amrito?
V: Na deze jaren van luisteren en meditatie weet ik en besef ik dat de essentie van het menselijke conflict of het lijden, tijd is. Psychologische tijd. Worden, bereiken, groeien, veranderen, ánders worden dan ik nu bén.
Ik herinner me dat in een gesprek tussen Krishnamurti en de - nu overleden ook - David Bohm , de natuurkundige, Krishnamurti zei: “That is the wrong turn humanity has taken”, dat is de verkeerde weg die de mensheid is ingeslagen.
Worden-tijd-bereiken-groeien.
De vraag wordt dan natuurlijk, als dit de essentie is van het menselijk lijden: Hoe is de tijd te stoppen? Stoppen van de tijd, gaat dat doordat de tijd uitbrandt?
[Gelach]
Of kán op een bepaald moment, letterlijk, de guru, de satguru - hij die in het tijdloze verwijlt - de tijd stóppen? In dit geval bij de leerling.
Een vrij krachtige ingreep, maar misschien toch interessant om hier naar voren te brengen.
[Stilte]
[Gelach]
A: Tijd is dualiteit.
[Stilte]
V: Ja.
[Stilte]
A: Dus zolang je de werkelijkheid aanziet voor dualiteit. Dat dualiteit de werkelijkheid is, dan is het monster van de tijd, onafwendbaar.
Het betekent vorm, het betekent lichaam, het betekent worden.
V: Ja, anders worden dan ik ben.
A: Het zelfs zijn van wat je bent, veronderstelt tijd. Als je het refereert aan iets manifest.
V: Ja.
A: Dus alleen dát waarin het verschijnt, is tijdloos.
V: Ja.
V: Maar dat tijdloze, waarin alles verschijnt, wordt dus voortdurend verduisterd door die beweging van de tijd.
A: Niet dat ik weet.
[Gelach]
V: Niet dat ik weet.
A: Dat is juist de dualiteit die je dat wil doen geloven. Maar je ervaring is niet zo.
Hoe laat is het nu?
V: Ik weet [het niet].
A: (Kijkt op zijn horloge)
V: [Bedoel je] dat
A: Kwart over 11 hè? Dus als je ‘s morgens wakker wordt, is een van de eerste dingen die je doet, is kijken hoe laat het is. Die ervaring is tijdloos.
V: Mijn werkelijke ervaring is altijd tijdloosheid.
A: Je werkelijke ervaring is tijd-loos, ja.
V: Ja.
A: Nog meer toegespitst zou je kunnen zeggen: dat wat al het ervaren mogelijk maakt is het tijdloze. Maar de ervaring zelf geeft al gauw de illusie van tijd.
V: Omdat het zich ontrolt.
A: Ja.
V: Ontvouwt.
A: Ja.
V: Versterkt. Ja.
A: Maar het verdwijnt weer net zo hard als waar het (in in) uit voortkomt, in verschijnt, en het verdwijnt er weer net zo hard in. Dus in wezen zijn we op de een of andere raadselachtige manier continuïteit aan het projecteren op dat wat ten ene male steeds voorbij is.
En dat noem je dan ervaren en door de vriendelijke hulp van het geheugen creëer je dan werkelijkheid. Maar in werkelijkheid gebeurt er dus, eigenlijk ook helemaal niets.
En dat vinden wij dus heel erg leuk.
Dat is wat we ook in India of in de advaita ‘maya’ noemen, he? Ik weet niet wie dat woord vertaald heeft met ‘illusie’, maar het betekent eigenlijk dat wat niet het absolute is.
Dat wat zich onttrekt steeds aan je.
Maar wat je bent dat kan zich niet aan je onttrekken want daarvoor moet je d’r al zijn. Dus zo simpel is het.
Dus steeds wanneer je je standpunt verlegt naar dualiteit en denkt dát is het, dan kom je op een gespannen situatie terecht.
En die dualiteit die houdt écht die twee kanten in. Het is leuk (gebaart naar links) vervelend (gebaart naar rechts). Licht (gebaart naar links), donker (gebaart naar rechts). Maar zo is het nu een keer. En het is natuurlijk ook niet mijn uitvinding.
Op het moment dat je woorden gebruikt, introduceer je de dualiteit. Daarom is een ware realisatie altijd voorbij woorden. Niet te pakken. Niet te lokaliseren. Op geen enkele manier te omvatten. Niet tot begrip te krijgen.
Zelfs niet voelbaar, want voelbaar veronderstelt een continuüm van gewaarwordingen.
[Stilte]
Wil je daar nog wat verder op ingaan?
V: Een voorbeeld van een ingreep van een guru, in dit geval van een zenmeester, die me altijd diep getroffen heeft, is wanneer een discipel vraagt aan zijn meester: “Zenmeester, wat is de Boeddha?” en de meester zegt: “Heb jij vannochtend je kommetje rijst al gehad?”. Vragende naar het ontbijt. De discipel zegt dan: “Ja, meester” en dan zegt de meester: “Dan zou ik het nú maar eens gaan afwassen”.
Op dat moment was er die explosie van dat tijdloze. Is dat een voorbeeld van een ingreep?
A: Nee.
Geen enkele leermeester zal waar dan ook ingrijpen. Ook als dat zelfs lijkt, dan lijkt het een ingreep, maar geen enkele leermeester heeft zelfs maar de geringste behoefte om ergens in te grijpen, in het zogenaamde proces van de leerling.
V: Ja.
A: Want ingrijpen in het proces van de leerling, zou betekenen dat hij dénkt dat de ervaring tijdsgebonden is. Dan zou die meegaan in de illusie van de leerling.
Dus hij zal nooit ingrijpen. Ook al lijkt het zo.
V: Het lijkt hier alsof de meester de discipel een duwtje geeft.
A: Wat er wellicht kan gebeuren, is dat ie volmaakt synchroon is met wat er is. En dat is een grote schok voor een zoeker.
V: Dat is een schok ja. Dát is de schok.
A: Want de zoeker is op alles gericht behalve het onmiddellijke.
V: Natuurlijk. Ja. Z’n kommetje rijst.
A: Dat is een ziekte he?
V: Dat is de ziekte.
A: Hij is op alles gericht behalve het onmiddellijke. En het onmiddellijke is precies het gezochte.
V: Aha.
A: Dus soms kan zo’n advies wel ’s een bepaald effect hebben, ja.
Vooral als iemand dus volledig gefixeerd is op dingen die niet zich in het onmiddellijke afspelen. Hoewel het zoeken zich ook in het onmiddellijke afspeelt, maar dat is niet zo concreet. Want dat zit weer in dat worden, hè?
Zoeken is worden.
En het kommetje rijst is nu.
V: Ja, ja.
A: Dus in moderne termen zou je je voor kunnen stellen dat een leerling zegt: “Ja, wat is het absolute?” en dan zeg je: “Zou jij even twee pakken beschuit kunnen halen bij de Albert Heyn”.
V: Ja.
A: Of nog beter: “Haal ‘s twee pakken hagelslag ofzo”. Of: “Kun je wat kroketten halen bij de Holtkamp voor me?”
Dat is.
That is quite a shift.
V: Ja. De Boeddha is nu.
A: [Lachend] Ja, de onwetende ook.
[Gelach]
A: [Lachend] Daar zullen ze elkaar ontmoeten.
Nu … is niet worden.
[Beeld wordt zwart]
A: En het hele wordingsproces speelt zich overigens ook af in dat nu, maar dat is een soort ja, zich zelf uitwissende tape of zo.
[Band blijft hangen]
V: Uhuh.
A: Een endless tape heet dat. Het wist zichzelf voortdurend uit.
[Stilte]
V: [Prachtig.]
A: Dus, wat is dualiteit?
V: Ja.
A: Zou ervaren mogelijk zijn zonder dualiteit?
[Stilte]
Stel dat de hele wereld groen was.
Dan wist je niet wat groen was.
[Stilte]
V: Er is dus in die structuur, die psychosomatische structuur, een streefbeweging, dat is een ding dat zeker is. Dat is dan toch de kern van de hele zaak.
A: Elk organisme wil leven.
V: Maar het wil dus ook stréven?
Of dan de mens?
A: Streven is leven.
V: Maar tegelijkertijd is dat streven, bij de mens dan…
A: Nou het streven is verlegd geworden, hè?
Dus dat wil zeggen, je primaire dynamiek is overleven. Nou, dat lijkt tot op de dag van vandaag is dat hier in Nederland is dat goed te doen, hè? Om te kunnen overleven. Maar dat is niet genoeg, dus komt er een dimensie bij. Want louter overleven is niet voldoende. Dat is voldoende in Bosnië op het ogenblik.
Dus het ligt maar waar, op welke plek je je bevindt ook op de aarde, hè. In Somalië is de primaire dynamiek, is overleven.
En wanneer die dingen op orde zijn, zoals Maslow dat ook gezegd heeft, je primaire behoeftes, dan komt er een verlangen naar het hogere.
V: Waar men overigens weer naar gaat streven.
A: Uiteraard.
V: Die streefbeweging blijft bestaan.
A: Dat is de beweging. Dat is de beweging.
V: Ja.
A: Ja.
V: En daar hebben we het hier over als we zeggen het stoppen van de tijd. Hoe kan die streef-bewéging…
A: Het is zó menselijk. Want ik heb eens een hond gehad en die heb ik geprobeerd om ‘m af te richten, om te zeggen tegen ‘m: Ga de Nieuwe Revu halen nu. Op een gegeven moment lukte dat, he? “Haal de Nieuwe Revu!” En dan huppelde íe naar de eerste de beste sigarenwinkel - die open was – dat wist íe ook. En daar wisten ze wat hij wilde hebben en dan bracht íe dat terug in z’n bek.
Toen dacht ik, ik wil een stapje verder. Hè?
Ik zei dus tegen ‘m: “Ik moet een paar dagen weg” en ik wilde toch de Nieuwe Revu hebben. Dus ik zei tegen ‘m: “Haal dónderdag de Nieuwe Revu” en het was dinsdag. Maar dat ging boven z’n pet.
[Gelach]
Maar bij de mens gaat dat niet boven je pet. Dus wij kunnen eindeloos doordenken en vooruit projecteren. Dat is een menselijk iets.
En dat heeft enorme voordelen, maar het heeft ook een andere kant. En die andere kant is in spiritualiteit nou niet direct echt handig vaak.
In waar het híer om gaat is dat niet het materiaal dat je precies zoekt.
V: Toekomst is het probleem.
A: Toekomst is wat je toekomt. Wat naar je toe komt.
V: Dat is een hele andere… inderdaad…
A: Het is een manier van zien, hè?
V: Ja.
A: Dus als je over toekomst praat, dan praat je eigenlijk over ideeën die je hebt over wat je denkt dat er zal gaan gebeuren. Nou, (die zijn) volledig staan die in dienst van je conditionering en je intelligentie en bevattingsvermogen. Al dat soort zaken.
Dus of dat nou échte toekomst is? Dat weten we helemaal niet.
V: Dat wat we gewoonlijk onder toekomst verstaan.
A: Het speelt zich nú af. Ja.
En je verleden is wat je nú op dit moment ervan maakt.
Dus als je één minuut wérkelijk zou zien, in een heel grote dimensie, ja, dan zou je zien dat er alleen maar nu is. Of dat nu gericht is op morgen of op gisteren of op drie levens terug. Of zelfs op drie levens verder. Maakt helemaal niets uit. Het speelt zich allemaal nú af. Én hier.
V: Het komt nú naar je toe.
A: Ja, zo kan je het zien.
V: Ja, dat is wel mooi ook…
A: Je kan ook zeggen: Ik maak het nu zelf, kan je ook zeggen, he?
Er zijn twee typen mensen. De ene zegt het komt nu naar me toe en de ander zegt ik maak het nu zelf.
V: Ah, ja.
A: Dus ja, de ene projecteert het een beetje van buiten naar binnen en de andere een beetje van binnen naar buiten.
Het is allebei niet echt [waar denk ik].
[Stilte]
A: Dus wat is een verlichte, wat is (een) iemand die zichzelf gerealiseerd heeft?
Die heeft dát gerealiseerd en weet dat dat echt waar is dus, dat dat dus geen verhaaltje is, van horen zeggen.
En dat weten we allemaal díep in ons hart.
[Stilte]
V: Dit is het meest simpele…
A: Ja, wat mij betreft wel.
V: … wat er maar kan zijn.
A: [Knikt instemmend] Al ga je morgen met een raket naar de maan toe, dan kom je daar aan, dan bel ik je op en dan zeg ik: “Waar ben je nu?”. “Hier” zeg je dan. Waar je ook naartoe gaat in de kosmos, hoe diep je ook gaat in jezelf, het is altijd hier. Altijd nu.
Het wonderlijke is tegelijkertijd dat je dat hier en nu is een definitie van iets wat je eigenlijk niet kunt lokaliseren.
Ga je een stapje dieper dan kun je ook dát niet meer lokaliseren. Dan is ‘hier’, betekent ook niets en ‘nu’ betekent ook niets.
Maar naar de wereld toe heb je daar natuurlijk niet zo veel aan.
V: Nee.
A: Maar inde metafysische zelfrealisatie is dat wel van belang. Dat je dat stapje verder ook durft te maken.
Dus het woord ‘hier’ verwijst nergens meer naar dan.
V: Hm hm.
A: En het woord nu ook niet.
V: Ja.
A: En het woord ‘verlichting’ wijst ook nergens naar. En het woord ‘onwetende’ verwijst ook nergens naar.
Of helemaal anders gezegd: álles verwijst naar Jezelf. En dat is de betekenis van Tat tvam asi: Dat ben jij.
V: Kan je wel zeggen: dat is ‘ik weet het niet’?
A: Dat kun je zeggen. Dat is een…
V: I don’t know?
A: … negatieve manier dan.
V: Ja.
A: Niet in de zin van dat het negatief is, tot depressie zal leiden, ofzo.
V: Nee-nee-nee-nee
A: Het is a way of negating, zeg je dan, hè, ik weet niet zo goed je dat in het Nederlands zegt.
Negatie, dat is het woord. Ja.
V: Omdat je in een absolute staat van niet-weten bent.
A: Dat is ook zo ja.
De verlichte of de zelfgerealiseerde, is in een absolute staat van niet-weten; dát ,weet ‘ie dus. En de zogenaamde onwetende is in diezelfde staat, maar denkt dat ‘ie iets weet.
En dat levert conflicten op.
En dat is ook niets nieuws he? Socrates heeft dat ook eens gezegd: Hij is wijs die weet dat hij niets weet.
Maar de realisatie van werkelijk ‘niets’ te weten,
V: Ja.
A: Dát weten dat je écht helemaal niets weet,
V: Ja.
A: dat het dus echt helemaal niets betekent,
V: Ja.
A: Dat is de authentieke zelfrealisatie.
V: [Tat tvat om]
A: En daarvan terugkeren is een onmogelijkheid.
Dus van daaruit weer dingen gaan weten, dat is iets onmogelijks.
V: Dan doe je alsof.
A: Ja, natuurlijk. Dat doe je nu ook. Alleen onbewust.
[Gelach]
V: Want met dat weten, wat ik dan weten noem, is altijd een weten óver iets.
A: Ja.
V: Inderdaad, het is een ‘óver iets’.
A: Ja dat is relatief, dat heeft geen enkele absolute waarde dus.
V: Nee, het heeft geen absolute betekenis.
A: Nee.
V: Ik zeg ‘een appel’ omdat ik wéét dat weet dat het woordje op een ding kan worden geplakt.
A: Ja, precies.
Dus elke visie, elk oordeel, elk oordeel op een oordeel, dat wordt gekend als niet-absoluut.
V: Ja.
A: Het is dat, wanneer je absolute waarde gaat toekennen aan dat soort dingen, dat er moeilijkheden natuurlijk ontstaan.
V: Dus dan zou een, hoewel het wat stoutmoedig is, […] dat het absolute is: de staat van niet-weten.
A: Ja.
V: Daarin verwijlen als werkelijke gerealiseerde waarheid.
A: Dat is de waarheid realiseren, ja.
V: Dat is de waarheid realiseren.
En dan weet je zelf niet meer of er een hier en nu is.
A: [Gebaart bevestigend]
V: Want dat weet je dan ook niet meer.
A: Who cares.
V: Who cares.
[Stilte]
V: Kan ik nog een andere vraag aansnijden?
Een andere dan deze tijdgeschiedenis.
Wanneer een mens in het tijdloze verwijlt of puur Bewustzijn is, zo wordt het vaak gezegd, de realisatie dat de mens puur Bewustzijn is, dat is een wijze van spreken.
A: Ja, ja. Al een jaar of vijfduizend, ja.
V: Zo’n verplaatsing van identiteit naar het pure Bewustzijn en níet naar die body-mind, naar dat lichaam en die psyché, heeft natuurlijk een enorme uitwerking óók op dat lichaam en die psyché, dat kan niet anders. Want die identiteit [is/ligt] voortdurend niet in dat lijf én in de geest - denken, voelen en verlangen - maar het [ligt] als en in puur Bewustzijn.
De vraag nu is, zo’n mens noemen we een wijze of een sage . In hoeverre wordt een sage uiteindelijk een heilige? In de zin, dat zo’n verlegging naar dat pure Bewustzijn, uiteindelijk allerlei, hoe zal ik dat zeggen, ongerechtigheden wegbrandt, wegwist.
Want uiteindelijk is leven als puur Bewustzijn, kán niets anders zijn, dan leven als Liefde. Beschikbaarheid. En tóch is er in die body-mind, dus dat geprogrammeerd product met allerlei tendenties, die ogenschijnlijk sommige wijzen een zeer onheilige impressie geven. Dat is even de vraag.
[Gelach]
[Camera beweegt terug naar Alexander]
A: [Naar de camera] Komt u maar.
[Stilte]
A: Je kunt rustig stellen als iemand een wijze is - dus een gerealiseerde is - dat er een afwezigheid is van heiligheid. En wanneer d’r een heiligheid is, dan is er een afwezigheid van realisatie.
En ik wil nog wel toelichten.
Het is de toevoeging die we gebruiken: ‘puur’ Bewustzijn, die ons uitnodigt om dat te projecteren op lichaam, denken en voelen. Maar het is een oordeel wat ‘puur’ is.
V: Ja.
A: Dat is gewoon een visie. Wat de een puur vindt, vindt de ander niet-puur. Er is geen absoluut puur.
Wat voor een vlieg lekker ruikt, ruikt voor een vlinder afschuwelijk.
En wat de ene mens als puur ervaart, ervaart de ander als het meest afschuwelijke.
V: Hm?
V: Hm.
De heilige staat in de traditie altijd voor iemand die leeft vólgens een bepaalde code en dat is prachtig en dat is heel mooi natuurlijk. Tenminste, ik ervaar het als bijzonder.
Maar in de jnana, dus in de advaita vedanta, is een begrip als ‘heilig’ nagenoeg afwezig.
V: Ja.
A: Nagenoeg. En in alles wat ruikt naar heiligheid, in de zin van een norm, of een bepaalde code of dit is goed en dit is niet-goed, wordt - althans in onze traditie - gezien als iemand die tijdelijk in de war is.
Er zit nog een groot gevaar aan ook. Dat is dat je dat, in die – laten we zeggen - in die windhoos van ‘menen te weten’ wat goed is en wat slechts is, neem je daar ook de mensen in mee die daarnaar luisteren. En die daar ontvankelijk en gevoelig voor zijn. En dat heeft ook allemaal wel weer z’n functies enzovoorts, maar zoiets als ‘puur’ bestaat helemaal niet in deze wereld. Alles bestaat bij de gratie van zijn tegenstelling. Dus alleen maar puur, dat wordt een heel moeilijk leven. Alleen maar slecht dat wordt ook een heel moeilijk leven. Dus in de advaita zien we daar niet veel in.
Dat komt voornamelijk omdat mensen het resultaat tot doel gemaakt hebben. Er zit iets heel moois in. Iemand die, laten we zeggen, steeds ongedefinieerder wordt, die, ja, daar zal een bepaald proces zich af gaan afspelen. Misschien dat zo iemand op een gegeven moment geen gedachten meer heeft. Of, ervaren wordt als pure liefde.
V: Ja.
A: Het kan heel gek gaan daarmee, hè?
Misschien dat iemand grote inzichten heeft ofzo. Dat is een resultaat van die realisatie…
V: Van die realisatie, ja.
A: … van het ongedefinieerde Bewustzijn, hè?
Dat wordt tot dóel gemaakt van leerlingen. Als je dat tot doel maakt, is dat de omgekeerde weg.
V: Dat is waar.
A: En dat is wat er gebeurt, bijvoorbeeld, nu we het toch net hadden over een zenklooster.
Er was eens een man die... Twee koks, die zagen dat iemand bij de poort van dat zenklooster zijn been beknelde. Die ging te hard dicht of te vroeg dicht. En dat been dat viel er af en op dát moment werd hij verlicht. En toen dachten die koks: oh, als het zo eenvoudig is. En die zijn toen naar die deur gegaan. En de een heeft ‘m opengehouden, het been erin gedaan en de ander dichtgegooid. Het been viel er af maar er gebeurde niets. Alleen dat er een been af viel.
Dus in bepaalde situaties, zou het kunnen.
Dat bij het amputeren van dat been, dat er iets gebeurt. Maar het wil niet zeggen dat als jij je been amputeert, dat er dan wat gebeurt. Ja, in ieder is geval zeker dat je been eraf is. Maar verlichting is niet gegarandeerd dan.
En dat is wat er steeds gebeurd is.
De Boeddha realiseert zich via een bepaalde weg, die volkomen uniek is. En bijna alle mensen hebben zich eerst los gemaakt van hun oude tradities om daarna voor zichzelf het uit te zoeken en het te vínden ook. Dan wordt dát weer nagedaan en tot model gemaakt. Begrijp je?
En dat is wat er steeds gebeurt.
En ik kan dat wel begrijpen en ik kan me levendig voorstellen dat je denkt dat het zo zou moeten gaan. Maar je kunt het resultaat nooit als doel gaan stellen.
V: Precies.
A: En dat is precies wat er gebeurd is.
Dan wordt het beheersen van je gedachten, of het geen onzuivere gedachten mógen hebben, wordt dan tot doel. Of geen begeertes hebben, geen materiele behoeftes hebben. Nee, dat zijn eindresultaten van een bepaald proces.
V: Ja.
A: Als je dat omdraait dan kom je ongelofelijk in de moeilijkheden. Dan heb je dus een godsdienst.
Dan zit je dus in de …
V: De moraliteit.
A: … greep, ja in de moraliteit. Want het wordt geboren uit iets anders dan die realisatie natuurlijk.
En voordat je het weet heb je iemand die daar in mee gaat. En voordat je het weet heb je een organisme gecreëerd.
Wat wel een bepaalde functie heeft, maar waar je net de spijker wel op de kop slaat maar de plank helemaal mis.
[Gegniffel]
V: Ik besef dat dat woord ‘heiligheid’ inderdaad een soort van neurotisch geknutsel is, op de maatschappij gericht ook nog, van die body-mind.
A: Het is het wéten dat je dus, laten we het woord ‘puur Bewustzijn’ nog maar een keer gebruiken, maar niet in de zin van puur met niet-puur, maar van ‘louter Bewustzijn’, díe realisatie, dat weet je diep in je hart. Maar je projecteert dat op het lichaamsniveau op het denkniveau en op het gevoelsniveau. En je verwacht dat het dáár dan…
V: Zijn uitwerking heeft.
A: …. zijn uitwerking heeft. Dat zal het ook hébben. Dat zal het zonder meer hebben, maar je zal je eerst die kern realiseren. Als je dat realiseert heeft het z’n uitwerking wel. Maar als je zegt: “Nee, het lichaam moet eerst en het denken moet eerst...”
V: Precies. Dan kom je er nooit.
A: Nou, het duurt wat langer
V: Ok.
A: En bij het minste geringste, zit je in de moeilijkheden natuurlijk.
V: Ok.
A: Want voorál als iets niet mag, dan krijg je de tegenbeweging. Dat is de wet. Als je zegt: “Je mag niet aan appels denken, “Concentreer je op peren maar je mag niet aan bananen denken” ofzo, nou dan krijg je de flip-flop van de mind.
V: Maar we zeggen dus wél, als er een vólle realisatie heeft plaatsgevonden, dat een mens Bewustzijn is, dan zál uiteindelijk het effect daarvan zijn dát het die geprogrammeerde, psychosomatische structuur, je zou haast kunnen zeggen, zuiverend doorstráált.
V: Of zeg je, nou dat hoeft ook nog geen eens.
A: Niet noodzakelijkerwijs, nee.
V: Niet noodzákelijkerwijs?
A: Nee, daar zijn talloze voorbeelden van. Gelukkig.
V: Dat iemand óndanks deze volle realisatie, zich zo nu en dan als een…
A: Het heeft helemaal namelijk niets met lichaam, denken en voelen te maken.
Q: Dat wéét ik, maar toch kan ik mij maar...
A: Ja, maar daarom dus die, die eis of bijna de verwachting uitsprekende, uiteraard geboren uit een toch diep-Christelijke traditie. Onze heiligen worden allemaal afgebeeld als gelukzalig, en met prachtige baarden en met …
V: Ja,
A: … met grote ogen waar helemaal geen vet-dingetjes opzitten. Van die grote, spirituele new-age ogen.
[Gelach]
Dat zien wij graag. Maar kijk nu eens naar de Bodidharma. Heb je weleens een tekening… dat is een woeste bruut. Zenmeesters, die zien eruit als woestelingen. Dus in het oosten heeft men vaak hele andere ideaalbeelden ook.
Het is dan ook écht aan te raden dat als je een sekte wil beginnen of iets dergelijk, dat je daarop let, hè?
[Gegniffel]
Of je moet weer heel gewoon gaan doen, dat werkt ook nog wel eens.
Q: Heel gewoon gaan doen.
A: De reverse heet dat. Double reverse. Ja.
Q: Ik laat nog niet even los.
A: Graag.
V: Als een mens zich realiseert werkelijk Bewustzijn te zijn. Louter Bewustzijn te zijn. Dat is zijn primaire identiteit. Een identiteit-loos Bewustzijn. Dat is tegelijkertijd de vólle beschikbaarheid voor alles wat is.
A: Ja. Dus óók om puurheid…
Q: Ja, ja.
A: … Somalië. Alles. Dus álles waar je weerstand voor hebt incluis.
V: Ja, precies. Alles wat is.
V: Alleen, als die zó leeft, in die volle - niet acceptatie, dat kun je geen acceptatie meer noemen - volle ‘beschikbaarheid’ voor alles wat is. Zou je kunnen zeggen dat is leven als Liefde.
A: Ja.
V: Maar dát leven of Liefde, in de wereld, in die wereld, móet toch uiteindelijk, en dat is dan de vraag, uiteindelijk de manifestaties van die particuliere body-mind, diepgaand beïnvloeden?
A: Zonder de geringste twijfel.
[Band op]
A: Band op.
[Nieuwe band]
A: Waar hadden we het over, Amrito?
Q: Ja, nog even dit punt dus.
V: Als ik me realiseer puur Bewustzijn te zijn, een identiteits-loos Bewustzijn en níet het lichaam en die geest, die psyché, dan zal toch dat een leven zijn, van volle beschikbaarheid voor alles wat is, hè? Dat betekent naar de wereld toe, waarin ‘ie rondwandelt, steeds die volle beschikbaarheid zijn.
A: Met het accent op álles…
V: Alles
A: … wat is.
V: Alles wat is, ja.
A: ALLES wat is.
V: Ja, ALLES wat is.
A: ÁLLES wat is.
Dus, … iets wat niet-puur is…
V: Nee, dat bestaat niet.
A: … hoort er dus bij, hè?
V: Ja, natuurlijk.
A: Dat hoort bij alles wat is
V: Ja, dat begrijp ik wel
[Gelach]
V: Dat kun je een op een andere manier, een eh…
A: Het wordt al leuk hè?
[Gelach]
A: Ja, dat kun je op een andere manier, Amrito?
V: Dat leven als volle Beschikbaarheid is een leven als Liefde.
A: Ja.
V: Een hele andere dan de emotionele [liefde]
A: Beschikbaar dus voor alles wat is.
V: Precies.
A: Beschikbaar, beter nog áls alles wat is.
V: Áls ja. Alles, ja.
A: Alles wat is.
V: Ja. En de vraag was dus: Zó’n leven, zal dat uiteindelijk - en daar blijf ik dan toch koppig aan vasthangen…
A: Leiden tot heiligheid? Neen, wánt: heiligheid is niet alles wat is.
Heiligheid is een gefragmenteerd, gecodeerd, vaak angstig, beperkt, het leventje. Nou, als je dat fijn vindt en je voelt je daar natuurlijk heerlijk bij: perfect.
V: Waar ik moeite mee heb is…
A: Dus er zit een andere kant aan heiligheid.
V: I know.
A: Dus Beschikbaarheid áls alles wat is: perfect.
V: Ja, dat is prachtig. Maar ik kleef toch nog, ik blijf vastkleven, aan het feit: Hoe kan je toch léven als Liefde en tegelijkertijd in die body-mind ogenschijnlijk nón-liefde demonstreren? Dat is mij niet duidelijk.
A: Definieer Liefde.
V: Als Beschikbaarheid voor alles wat is.
A: Als je beschikbaar bent voor alles wat is, dan…
Ik denk dat je nog een verschil moet maken: beschikbaarheid vóór alles wat is
V: Ja.
A: of beschikbaarheid áls alles wat is.
Ik denk dat een nog diepere laag is: áls alles wat is.
V: Hm hm.
A: Dus ‘vóór alles wat is’, dat is nog: Ja, hier ben ík dan en dáár is alles, hè?
V: Dat is waar.
A: Maar dat is inclusief.
V: Nou, ik formuleerde inderdaad een soort van, laten we zeggen, concept. Dat een dérgelijke realisatie - dan geleefd natuurlijk, in de wereld - inderdaad die psychosomatische structuur dermate zou doorstrálen, dat die structuur op zich zelve zich - óók in de ogen van de niet-gerealiseerde andere - wézenlijk aan het veranderen is. Dat de ander, die niet-gerealiseerd is, dat ineens gaat zíen. Dat daar, niet alleen een geur is om die mens heen, maar iets heel anders.
A: Advaita is niet geïnteresseerd in verandering.
V: Niet geïnteresseerd.
A: Want verandering is binnen de tijd.
V: Jaa, verandering is binnen de tijd.
A: Verandering is the manifest. Dus, dat diepe vertrouwen wat voortkomt uit leven als ‘alles wat is’ komt alles voor de bakker.
V: Dan heb ik het voldoende uitgebeend. De heilige.
A: Ok, dank je.
Nieuwe vraagsteller
A: [Wijst] We hebben een nieuwe vraagsteller, die zit daar.
V: Ja, in feite heb je…
A: Nee, hij. Die kale.
[Gelach]
A: Het wordt er allemaal uitgeknipt.
[Gelach]
V: In feite heb je mijn vraag al min of meer beantwoord.
Het komt eigenlijk neer op eisen stellen, hè. Maar, ik heb me nog nooit een vraag, samen met wat je zei over tat tvam asi - gij zijt dat.
Ik heb altijd (de) moeite gehad om dat te zeggen, van ‘ik ben dat’ omdat het voor mij anders voelt. Het voelt voor mij zoiets als, ja, het is evident hoe het is. Dus het is een overgeven, hè, aan wat in feite gewoon zo is. Dus in feite is dat: Wie ben ik?, hè? Er is geen ik om zich te manifesteren, om dat te zeggen. Aan de andere kant, als ik dat zo ervaar, komt er een kracht in mij, een helderheid, een duidelijkheid, ja, dat is misschien wat ik ben, ik weet niet.
A: Uit de kracht van de realisatie komt de, krachtige opwelling naar boven. En uitgedrukt via de taal: ‘Dat ben ik’, ‘alles wat is’.
V: Het is een oplossen en tegelijk is het een, ja…
A: You get it.
Maar inclusief hè? Dus niet ‘ik ben dat’ in de zin van het pure Bewustzijn en na mij de zondvloed. Nee, ‘ik ben dat, alles wat is’.
V: En dat is, ja dat is ook, dat is de stilte, en het is… ja,
A: Het is alles wat is.
V: Ja.
A: Wie heeft er een vraag?
Paul Blok.
V: Als ik zeg van: “Dat dat ben ik”, wie is dan nog degene die die ‘ik’ is?
A: Jij.
V: Maar wie is dat dan?
A: Jij.
V: Wie dat ego of die persoon?
A: Jij.
V: Als Bewustzijn, als Beschikbaarheid.
A: Jij.
[Stilte]
Wie anders?
Ik heb me laten vertellen dat als je het centrum van het heelal gaat zoeken, dat overal waar je bent is het centrum van het heelal. Dat vind ik een lieve gedachte. Dus waar je ook bent, overal is het centrum.
Dus Jij. Tat tvam asi.
[Stilte]
Is het niet prachtig?
En wanneer je dát maar niet ontkent, dan ben je niet wat je in het Engels noemt: ignorant, ontkennend.
Ignorance betekent ontkennend. Dat ben ik niet.
Dus de Kennendheid en ‘alles wat is’ is hetzelfde: Consciousness, Kennendheid, Alles-wat-is, Tat tvam asi.
Dus dat geldt voor ons allemaal, inclusief de spreker. Al heet je (gebaart)
Dus daar ligt je basis-verantwoordelijkheid. Daar ligt je basis-vermogen om te kunnen communiceren, daar ligt alles. Op u komt het aan.
[Stilte]
Dat is mooi hè?
V: Maar hoe komt het, dat we daar telkens aan moeten worden herinnerd, dat we dat zijn: ‘alles’.
A: Dat weet ik niet.
V: Want dat hoor ik alleen maar hier.
A: Wat hoor je alleen maar hier?
V: Dat ik dat allemaal ben. Als beschikbaarheid.
A: Is het waar dat je dat alleen maar hier hoort?
A: Nou, als ik goed om me heen kijk. Luister. Kranten kijk, televisie kijk. Ja, nergens hoor ik dat. Dat bericht.
[Gegniffel]
A: Hm
Ja, ik weet het niet, waarom het niet in de krant staat.
[Gelach]
Het is een klaroengeschal wat zich al millenia lang door de kosmos deint, hè?
Ik denk dat we alleen ons hart hoeven te openen om dat toe te laten en dat niet te ont-kennen.
Ik denk dat als alle kennis verloren zou zijn, dat dat nog steeds toegankelijk is.
Zonder kranten, zonder boeken.
V: Dat is voldoende? Je hart te openen?
A: Ja, lijkt me wel.
En dan bedoel ik het niet in de romantische zin natuurlijk hè of in de communicatieve zin. Ik bedoel het in de totale zin.
Ik heb eens nagedacht over het woord discouragement, hè.
Daar zit het woord coeur in, hè? Dat is ‘hart’. Dat is eigenlijk weggaan van je hart. Weggaan van wat je eigenlijk weet - dat je je mee laat nemen door andere bewegingen - dan ben je discouraged.
En we weten allemaal, dat het niet, dat je daar niet echt energiek van wordt. Waar je energiek van wordt, is als je doet wat je hart werkelijk beweegt.
Dus, ja, ik denk dat je dat in je hart weet.
En als je zo je hart opent, dan komt dát geluid eruit.
[Stilte]
Er is echt niets buiten je.
[Stilte]
Praat eens wat verder. Paul.
Paulus.
V: Nou, de woorden die je zegt, die herken ik allemaal wel, maar wat ik bij mezelf merk, is dat ik daar telkens weer aan herinnerd moet worden en dat ik ook zo vaak dus weer uitglijd, in me toch weer verliezen in het manifeste.
A: Dat komt omdat dat waar het werkelijk om gaat, zich onttrekt aan woorden, onttrekt zich aan het geheugen, onttrekt zich aan richtlijnen, onttrekt zich eigenlijk aan alles. Daarom is dit de meest delicate operatie die d’r maar is. Het is het meest delicate onderwerp dat er is.
En wonderlijk, wonder wel, is het ook het enige onderwerp wat rustig vijftig jaar boeiend kan zijn.
V: Ook voor de gerealiseerde?
A: Ja, natuurlijk. Waar moet ‘ie anders nog over praten?
[Gegniffel]
Maar, er is niet één gerealiseerde, hè? Er zijn niet vele guru’s of vele verlichten. Er is maar één verlichtte en dat is Consciousness zelf. Bewustzijn Zelf. Dat ben jij, dat is iedereen.
Dus er zijn niet vele goeroes of vele verlichten. Dat is één. Bewustzijn op zoek naar Zichzelf.
Het oudste verhaal in miljoenen verschillende vormen verteld.
En op een dag, dan hoor je een verhaal, wat precies aansluit op jouw trillingsgetal, zou ik bijna zeggen. En dan zeg je: “Ah, natuurlijk, nu zie ik het ook”.
V: En dat is ‘thuiskomen’ wat ze dan zo noemen.
A: Dat wordt vaak met thuiskomen… E.T. phone home…
[Gelach]
V: In relatie met heimwee dan hè?
A: Ja, je kan alleen maar heimwee hebben als je een weet hebt van een heim, van een thuis, ja. Het is spiritueel heimwee, ja natuurlijk.
Want je bent natuurlijk absoluut, ongedefinieerd Bewustzijn en daar verlang je naar terug. Je wordt maar steeds gedefinieerd. En dat doe je zelf en je omgeving doet dat. En dat is heel naar eigenlijk, heel vervelend.
V: Maar wel een noodzakelijke beweging.
A: (Met verheven stem.) Jaa, maar niet absoluut!
V: Hhhm.
A: Het wordt pas pijnlijk als de dingen absoluut genomen worden. Het heeft geen absolute waarde. Het heeft een verwijzingswaarde.
Hè, als je tegen je verloofde zegt: “Och, wat ben je toch een lief veterdropje”, dan moet je dat ook niet letterlijk nemen. Het is een manier om iets aardigs te zeggen, begrijp je?
V: Ja. En dat is ook de reden waarom het Bewustzijn dus op zoek is naar zichzelf?
A: Ja, die wil Zichzelf ervaren en om iets te kunnen ervaren is die dualiteit nodig.
In het prachtige boek ‘Atma nirvriti’ daarin staat een geweldige tekst. Daar staat: Ik schiep gedachten en gevoelens en objecten om mijzelf kenbaar te maken. Daar spreekt het bewustzijn zelf, hè? Maar jullie zeggen: “Daar is niets”.
V: De verloochening is dat.
A: Dat is de verloochening, de ontkenning: “Ja, dat is niks.” Dat is het hoofdstuk: Atmans disappointment: de teleurstelling van het Zelf, van Atman. Het is heel poëtisch om het Zelf te laten praten als een teleurgesteld iemand, is heel leuk.
V: En met gevoelens.
A: Ja, met gevoelens ook nog eens een keer. Dat moet je er nog een keer bij optellen.
Dus: Ik schiep gedachten en gevoelens en objecten en een wereld om mijzelf kenbaar te maken, maar jullie zeggen: ‘Nee d’r is niets’. Ik schiep de droomloze slaap, om mijzelf in al zijn glorieuze aanwezigheid te ervaren en jullie zeggen: ‘Daar is niets’. Dus Atman, die ziet het ook eigenlijk niet meer zitten.
[Gelach]
Beetje een discouraging belief.
V: Ja, je kunt natuurlijk daar de vraag tegenaan leggen: Als bewustzijn zichzelf genoeg is, waarom wil het zich dan kenbaar maken?
A: Dat kun je er tegenaan leggen, ja.
[Gelach]
Hij legt me wel het vuur aan de schenen.
[Gelach]
Wil je de vraag nog één keer herhalen, zodat ik wat tijd heb om …
Juist.
V: (Kijkt lachend in de camera die op hem gericht wordt) Je kunt natuurlijk daar de vraag tegenaan leggen… van wat…
A: Je moet naar mij kijken. Net als Hans Wiegel, weet je.
[Gelach]
V: (Richt zich weer tot Alexander) We kunnen daar de vraag tegenaan leggen: Als Bewustzijn zichzelf genoeg is waarom wíl het Zichzelf dan kenbaar maken, hè? Dus met het accent op wíllen.
A: Ja, als dat zo is, dan is dat heel raar, ja.
V: Maar dat is dan dus waarschijnlijk die onmogelijke laatste vraag.
A: Nee, dat dat noemen we tegenwoordig een prefix.
V: Prefixatie?
A: Hm hm.
Dus bijvoorbeeld het woord ‘inzicht’, hè? Je moet inzicht hebben en dan komt er pas uitzicht.
Ik val terug, dus dat betekent ook dat je daar weer uit kan.
V: Ja.
A: Hoger-bewustzijn veronderstelt lager-Bewustzijn.
Dat noemen we [prefixen].
V: En in relatie met mijn vraag. Wat is dan de prefix?
A: Herhaal de vraag nog een keer.
V: Als Bewustzijn zichzelf genoeg is,
A: Prefix, ja
V: Hoe komt het dan dat het Zichzelf kenbaar wíl maken?
A: Als dat zo is, ja, dan komt die andere vraag vanzelf.
V: Hm.
A: Ik heb eens een nacht wakker gelegen over de volgende redenering, ik was toen elf:
Het is maar goed dat ik niet van spinazie houd, want als ik van spinazie houd, dan zou ik spinazie moeten eten en daar daar houd ik niet van.
(Gelach)
Elke vraag heeft zijn eigen antwoord al - in zich - en is daarbij ook nog een keertje, gebonden aan logica ook, hè?
V: En woorden.
A: En woorden, ja. Dus als we de vragen als excuses kunnen zien om te verwijzen naar waar het om gaat - en het antwoord, met een zekere bereidheid om in jezelf eventuele ontkenningen op te sporen, en het te absorberen in je hart - dan denk ik dat dit soort bijeenkomsten een feest voor je zijn.
V: Dat zijn het ook gaandeweg geworden.
A: Dankjewel.