The White Book is het online dagboek van renate rietbergen waarin ze schrijft over de (on)genoeglijkheden van ontwaken uit de nachtmerries over verandering en (zelf)verbetering.

De Slag om Helder Water

Diezelfde avond schreef ik mijn vader terug. Nu, ruim een jaar later, lach ik om de felheid van mijn woorden. Ik was duidelijk klaar voor de strijd. En ik betwijfel of ik daarvoor überhaupt zijn uitnodiging nodig had, die ik meende te lezen tussen de regels van zijn laatste brief.
De fase waarin ik toen zat, net na mijn ontdekking van Hans Laurentius (advaita-leraar en schrijver), was intens. Uiterlijk leek alles hetzelfde en gebeurde er ogenschijnlijk niets, maar innerlijk stond alles op zijn kop. Vanaf het moment dat ik Hans voor het eerst hoorde spreken in een satsang-video, was er een vonk overgesprongen, en had het advaita-vuur me volledig in zijn greep. Het Zelfonderzoek, waar ik toen mee begon, liet geen ruimte voor halve waarheden of geruststellende illusies. En mijn vader, die symbool stond voor veel van de overtuigingen en verwachtingen waar ik tegenaan begon te schoppen, leek de uitgelezen persoon om deze innerlijke strijd mee te voeren. Het vuur van het Zelfonderzoek duldde geen compromissen of zachte heelmeesters, en mijn vader kreeg mijn ontluikende helderheid in één klap, rauw en ongezouten, voor z’n kiezen.

De brief zit vol met een drang om aan het licht te brengen wat niet waar is, als een poging om de vele illusies bloot te leggen die zich in onze vader-dochterrelatie hebben opgehoopt. Het was alsof ik mijn vader wilde wakker schudden uit de droom waarin we elkaar in woorden ontmoetten, maar ook steeds weer kwijtraakten in de mist van vooralsnog onverenigbare perspectieven.


Brief aan mijn vader, 30/8/23 22:07

Dank voor je snelle antwoord, ik denk dat we richting naar diepgang wel hebben gevonden!

Je schrijft dat je bent verhard door het leven. Dat impliceert dat je daar geen zeggenschap in/over hebt gehad. Dat het je is overkomen en dat de dingen die er op je pad zijn gekomen je hebben gemaakt tot de onveranderlijke persoon die je vandaag bent.
Tegelijkertijd zeg je dat ‘het gedichtje je ontroert’ en dat ‘de tranen in je ogen schieten als je kijkt naar de 4 x 400 meter hordenlopen van meisje Bol of luistert naar muziek. Dat de gevoelens er nog wel zijn, maar schaarser worden naarmate je ouder wordt.’
Ook zeg je ‘niets te hebben met het Wilhelmus, maar dat toen het zondag door het orkest van Rieu werd gespeeld voor de start van de F1 ‘weer bijna mis ging’ als in: ik heb gevochten tegen de emoties die op kwamen, want met emoties is kennelijk iets ‘mis’.

Het klinkt allemaal tegenstrijdig.

Dat laatste, dat ogenschijnlijke vechten tegen gevoelens omdat ze ‘mis’ zouden zijn, is in mijn ogen de oorzaak van wat jij ‘verharding’ noemt. Gevoelens zijn niet goed of slecht. Ze doen wat gevoelens doen: gevoelens zijn. Ze komen en ze gaan. Of het nu om boosheid gaat of ontroering: het komt en het gaat. De ontroering over het gedichtje is er nu niet meer. Net zoals de opwellende tranen bij de start van de F1. Want, waar zijn ze nu?

Echter, als je gevoelens tegenhoudt of tegenwerkt in hun ‘gevoelens zijn’ – vooral die 'lichamelijke sensaties' die we labelen als ‘verkeerd’ – worden het een soort stolsels in de aderen van je gevoel, waardoor de hele boel niet lekker meer doorstroomt. Je biedt dan weerstand tegen wat gewoon ‘een bepaald gevoel’ wil zijn en daarna vanzelf verdwijnt.

Jouw uitspraak: ‘De gevoelens zijn er dus nog wel, maar ze worden schaarser naarmate ik ouder word’, snap ik dus niet zo goed. Het strookt bovendien niet met wat je onlangs door de telefoon zei: dat je naarmate je ouder wordt steeds emotioneler wordt. Ik herken het ook niet in mijn eigen ouder worden, dat ik minder gevoelens heb. Ik voel juist steeds meer maar lijd (er) alleen steeds minder (onder) omdat ik er niet meer tegen vecht.

Ook zeg je: “Van dat lieve, kleine meisje voor wie ik dat toen schreef, is niet veel meer over. Ook jij bent verhard en veel minder toegankelijk dan toen.”

Die eerste zin is een juiste, objectieve waarneming: Ik ben inderdaad niet meer dat lieve, kleine meisje. Ik ben een volwassen vrouw van bijna 50 jaar. Of ik ben verhard en veel minder toegankelijk ben geworden zou ik niet durven zeggen. Ten opzichte van wie? Ten opzichte van het kleine, lieve meisje? Ten opzichte van ‘de vrouw’ in het algemeen, de Aziatische vrouwen van mijn leeftijd die je daar tegen komt?

Natuurlijk kan ik verhard lijken op een bepaald moment en ontoegankelijk op een ander moment. Maar om te stellen dat dat zo is, dat het een onomstotelijk feit is, dus de waarheid, klopt niet. Het is slechts door jouw bril gezien op een bepaald moment, in een bepaalde context, dat dat het waar is.

Je spreekt je in jouw mail een aantal keer uit in dergelijke, nogal absolute, bewoordingen. Maar niks is in wezen absoluut en onveranderlijk. Zelfs steen wordt onder druk vloeibaar.

Wat ik me kan voorstellen is dat ik meer onverschillig overkom en dat heeft er alles mee te maken dat ik steeds duidelijker zie wat werkelijk is. Dat is een proces geweest dat gepaard ging met het onderzoeken van mijn ‘bril’ of de beperkende overtuigingen, aannames en conditioneringen waardoor ik naar de wereld kijk. Ik hem me de tien jaar herhaaldelijk afgevraagd of het wel klopt wat ik denk te zien door die bril.

In wezen ben ik allesbehalve onverschillig. Kon het me geen reet schelen wie of wat ik ben en hoe ik overkom op anderen, dan was ik mijn overtuigingen niet stuk voor stuk onder de loep gaan nemen. Dat heb ik wel gedaan. I give a fuck. En misschien wel twee ook. Dat is niet een kenmerk van iemand die ‘onverschillig’ is tegenover haar leven. Ik wil precies weten hoe het zit. En naarmate de schellen voor mijn ogen wegvallen, maak ik me minder druk. De bril die we op hebben, is namelijk de enige reden waarom we ons überhaupt druk maken. Zet je die bril af, dan kun je helder zien hoe het écht is.

Je zegt: “Ik zal je een voorbeeld geven, toen ik Mick laatst een "loser" noemde, nam je het onmiddellijk voor hem op?? En dat was nadat je uit zijn appartement geknikkerd was en je er wat spullen hebt moeten achter laten. Nog steeds begreep je kennelijk niet dat hij je jaren lang belazerd heeft? En dan kan ik alleen maar heel hard tot de conclusie komen dat je het nog steeds niet begrijpt.”

Er komen diverse dingen bij mij op wanneer ik dit soort uitspraken van je hoor (zoals toen in dat gesprek) en teruglees.

Allereerst lees ik boosheid en frustratie in je woorden over iets wat ik heb meegemaakt. Niet jij. Je geeft hier bovendien weer uiting aan gevoelens waarvan je zegt dat ze steeds minder worden naarmate je ouder wordt. Je spreekt jezelf hier tegen. Ik herken deze boze felheid als jouw dochter en zie dat die gevoelens helemaal niet minder worden naarmate je ouder wordt. (Dit is geen oordeel, maar een observatie.)

Je lijkt vrij volhardend in het steeds maar weer die oude koeien uit de sloot halen. En niet alleen die van jezelf, ook die van mij die al lang begraven zijn. Waarom? Wat maakt het zo moeilijk om te vergeven?

Wat me ook opvalt is dat je weer een scheldwoord gebruikt: loser. Je bediende je ook vroeger thuis ook vaak van scheldwoorden en bent je vermoedelijk niet bewust van het schadelijke effect daarvan op de relatie met anderen. Schelden is een krachtig, vernietigend wapen. Weten dat je zo’n wapen tot je beschikking hebt, betekent niet dat je het moet gebruiken.

Ik las of zag eens dat de Samoerai hun zwaarden alleen mochten gebruiken als het echt niet anders kon ter verdediging van zichzelf. Als ze hun zwaard in het publiek lieten zien, terwijl er geen oorlog was, werden ze daarvoor zwaar gestraft. Er was het gezegde: “If you’re not prepared to die, don’t pull out your katana”.

Het maakt niet uit of je iemand face-to-face uitscheldt als loser of indirect in een woordenwisseling met mij: ‘Je bent jarenlang belazerd door een loser’. Hoe moet ik die boodschap anders opvatten dan dat mijn vader vindt dat ik een nog veel grotere lozer ben dan hij?
Ik verdedigde in dat moment niet M. Ik verdedigde mijzelf via hem, zoals jij mij aanviel via hem.

Het is voor het eerst dat ik verdriet voel opkomen als ik nogmaals lees wat je daarna zegt, namelijk: “En dan kan ik alleen maar heel hard tot de conclusie komen dat je het nog steeds niet begrijpt.” Daarmee bevestig je het feit dat ik een loser ben en erger nog: dat ik dat kennelijk zelf niet eens door heb…

Waarom ik verdriet voel opkomen is niet omdat ik me verdrietig voel over het feit dat ik werkelijk een loser ben of me zo voel. Noch dat M. werkelijk een loser is. Beide zijn niet onomstotelijk waar. Als je gaat zoeken naar het bewijs daarvoor, dan vind je helemaal niks, omdat het een subjectieve waarneming is, die met andere subjectieve waarnemingen (zoals M. is een held, omdat hij weer uit een terugval is opgestaan) onmiddellijk van tafel kan worden geveegd.

Het is pijnlijk wat je zegt, omdat er een herinnering is van mij als kind, dat net als andere kinderen leerde geloven dat alles wat hun ouders zeiden of deden ‘goed’ was. Wat je vader zegt, zal wel waar zijn, want waarom zou hij het anders zeggen? Je ouder zijn degenen die van je houden, waarom zouden ze niet de waarheid spreken? That makses no sense, dus zal het wel waar zijn als mijn vader zegt dat ik niet moet schreeuwen of met deuren mag slaan als ik boos ben, maar ‘me moet gedragen’. En het zal ook wel waar zijn dat ik niet al te snugger ben, aangezien ik na tien keer uitleggen nog niet snap hoe de wet van Archimedes in elkaar steekt.

Ergens schuilt in ons allemaal nog dat kind. In ieder geval in onze herinnering. Het is het kind dat gekoesterd en beschermd wil worden door zijn of haar ouders, omdat het te zwak is om voor zichzelf op te komen en te jong om te begrijpen wat goed is wat fout, wat eerlijk is en wat oneerlijk.
Meer nog dan dat ik je woordkeuze en daarin doorklinkende boosheid en frustratie pijnlijk vind, vind ik het verdrietig om te constateren dat jij ervan overtuigd lijkt dat ik ‘het’ nog steeds niet begrijp. Met andere woorden: het doet me pijn dat jij die pijn hebt.

Wat ik inzien over deze situatie is dat ik mijzelf - en daarmee M. - heb vergeven voor alles wat er gebeurd. Alles wat wél en niet de schoonheidsprijs verdient. Het lijkt alsof jij dat (nog) niet kunt.

En dat vind ik jammer voor je, want als we niet in staat zijn tot vergeven - wat neerkomt op gewoon zijn met hoe het is - zit er niks anders op dan blijven vechten. Is het niet fysiek met die ander, dan is het wel tegen de gevoelens van onrecht en frustratie die in ons systeem/lichaam blijven doorzeuren tot ze ooit ‘gezien’ en ‘gevoeld’ worden opdat ze verdampen, net zoals dat traantje bij het kijken naar meisje Bol.

Wat heel veel mensen niet begrijpen over vergeving is dat vergeving niet bedoeld is om goed te praten wat de ander (in onze ogen) heeft ‘fout’ gedaan, maar dat het is bedoeld om het gevecht op te lossen in onszelf: de weerstand op te laten lossen tegen onze interpretatie van de werkelijkheid zoals die zich aan lijkt te tonen. Het gaat niet over het erkennen van de daad van de ander, maar over het erkennen van de pijn die leeft in onszelf als gevolg daarvan.

Er bestaat in wezen niet zoiets als ‘die ander die ons pijn doet’. Als je een fysieke klap krijgt voel je dat. Een fysieke sensatie op de plek waar die klap terecht kwam. We voelen pas ‘boosheid’ – op hele andere plekken in ons lichaam - als het verstand zijn interpretatie maakt van hetgeen er gebeurd is. Het scant het geheugen en zoekt naar een vergelijkbare ervaring in het verleden en produceert daar gevoelens bij die we alleen maar interpreteren als ‘boosheid’ of ‘vernedering’ of ‘onmacht’ omdat we geleerd hebben labels te plakken die passen bij bepaalde gevoelens die optreden in bepaalde situaties.

Een kind dat geleerd heeft dat de ‘stress’ die het voelt bij het maken van een examen ‘angst' is om een slecht cijfer te scoren, voelt waarschijnlijk hetzelfde als het kind dat geleerd heeft dat die ‘sensaties’ signalen zijn van haar lichaam dat zich voorbereidt op de concentratie die nodig is om een topprestatie te kunnen leveren. Drie keer raden welk kind de beste kansen maakt op het halen van een goed cijfer?

Kortom: we interpreteren de wereld (en dus onze gevoelens) door een unieke bril die wordt gecreëerd door een unieke set ‘conditioneringen’. Jouw bril is een andere dan mijn bril. Immers, jouw opgedane ervaringen in het leven en de conclusies die je op basis daarvan hebt getrokken vormen een uniek perspectief op de werkelijkheid ten opzichte van die van mij. Met jouw bril op, zou ik waarschijnlijk tot jouw conclusie komen. Met mijn bril op, zou jij tot mijn conclusie komen.

Het verschil tussen jouw bril en die van mij is dat ik mijn bril schoongepoetst heb - onderzocht - waardoor ik een helderder kijk heb gekregen op wat er werkelijk gebeurt en gebeurd is (zoals in die specifieke situatie met M.) Het is daardoor, dat ik met heel mijn hart kan zeggen: ik ben M. dankbaar voor de rol die hij heeft vervuld in mijn leven. Ik heb van deze relatie met al z’n ups and downs heel veel geleerd. En vooral dat ik het niet beter had kunnen doen en ook niet slechter. Het is gegaan zoals het is gegaan. Ik heb me uiteindelijk gewonnen gegeven. Niet tegenover M, maar tegen het gevecht wat plaatsvond in mijzelf.

Tot slot doe je nog een paar interessante uitspraken waar ik nog wat op wil zeggen:

“Ik realiseer mij dat ik in de laatste fase van mijn leven zit en dat er nog veel zaken zijn waar ik mij druk over kan maken.”

Je druk maken in de laatste fase van je leven is een onbewuste keuze. Net zoals je zwaard trekken omdat je ‘m nu eenmaal bij je hebt. Het leven als ‘hard’ bestempelen is in die zin óók een keuze. Het leven is in mijn ogen neutraal: niet goed en niet slecht, niet hard en niet zacht, maar compleet willekeurig! Het maakt geen onderscheid tussen ‘goede’ mensen die een lang en gezond leven krijgen en ‘slechte’ mensen die ziek worden en een kort leven krijgen. Als het leven al hard is, dan is het vooral hard to understand for human beings.

Natuurlijk begrijp ik je medeleven met A. Het getuigt van medemenselijkheid én gevoelens. (Heb je ‘m weer!) Maar je druk maken om het leven van een ander, heeft mijns inziens nul nut, in tegendeel. De wetenschap is het er unaniem over eens dat ‘stress’ het ontstaan van kanker niet remt. Just saying.

Waarmee ik wil zeggen: jouw ‘druk-maken’ over het feit dat ik helemaal niets van ‘het leven’ zou begrijpen omdat ik me niet langer druk maak over wat M. mij (volgens jou) heeft ‘aangedaan’ is evenzeer volstrekt zinloos.

Omdat ik zie dat jij heilig gelooft in wat jij ziet door jouw unieke bril, heeft het niet zoveel zin om daar tegenin te gaan. Ik weet dat het onmogelijk is om te winnen van mijn eigen ‘overtuigingen’, laat staan die van een ander.

Resumé: Ja, ik vind het pijnlijk om te horen dat je al die absolute conclusies over mij en mijn leven lijkt te hebben gemaakt. Maar ik begrijp dat je kijkend door jouw bril (door jouw onbewust gekozen, niet onderzochte perspectief) 100% gelijk hebt en vanuit dat perspectief ook altijd 100% gelijk zult blijven houden. En dus zul jij, mits je afstand kunt nemen van dat perspectief, moeten leren leven met ‘het feit’ dat je dochter een loser is die zich heeft laten besodemieteren door een nog veel grotere loser en dat ze te dom is om dat te kunnen begrijpen.

Liefs, Renate

Zinken of Zwemmen

Onderstromen