“Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden; maar het moet voorwaarts geleefd worden.”
Op 26 juni (2023) vertrok mijn vader weer naar huis en ontvang ik een week later een appje:
Hi Renate, we zijn al weer een weekje thuis en proberen van de jetlag af te komen. Lijkt elk jaar weer moeilijker te worden? We hadden een goede vlucht en ik heb zeker 6 uur kunnen slapen. Ondertussen al weer twee keer gegolfd, dus het leven gaat weer zijn vertrouwde gangetje. Was heel gezellig, dus kijken we alweer uit naar het komend jaar. Blijf gezond en de groeten aan jullie beiden. ❤❤
merkwaardig
De volgende dag app ik hem wat sociaal wederkerige niemendalletjes terug, maar schrijf ik ook: “[…] en we spreken gauw af om de kaders voor het feest volgend jaar af te stemmen!”. Terugkijkend is dit een merkwaardige uitspraak, want ik had al vanaf het moment dat ik ‘ja’ zei tegen de ‘opdracht' om zijn tachtigste verjaardag in Nederland te organiseren, gemengde gevoelens. Ik had ‘nee’ willen zeggen, maar had ‘ja’ gezegd, zoals ik dat altijd deed om eventuele confrontaties te vermijden en draaide mijzelf vervolgens compleet vast in mijn eigen tegenstrijdige emoties en gedachten daarover.
Iets vergelijkbaars speelde er op dat moment rondom het gewenste verjaardagscadeau voor mijn dochter én samen op vakantie gaan. Beide wilde ik niet, maar gebeurden toch.
Wat ik wist en begreep van mijzelf was dat ik niks wist en niks begreep van mijzelf. Niet als moeder en niet als mens.
“De brandstof van ego is angst. Het is de wortel van al je problemen. Daarop groeien overtuigingen. Zelfs in ‘ik hou van (je)’ zit het al...”
nice
De vakantie naar Nice was er in geslopen. B. was door een vriendin (en ouders) uitgenodigd om een week te komen logeren in hun vakantiehuis in Zuid-Frankrijk. Het leek een ideale oplossing: dan hoefde ik niet op vakantie. Niet om haar, maar omdat ik zelf totaal geen behoefte had aan vakantie of überhaupt weggaan. Ik was oké met hoe het was, waar ik was. Er gebeurde in mij al zoveel dat ik gewoon niet zag hoe ik ‘op vakantie gaan’ erbij moest doen.
Het ingewikkelde was dat alle gedoe en verschuivingen in mij door een buitenstaander niet werden gezien, laat staan door mijn puberdochter werden begrepen. Zij zat middenin het proces om een persoonlijkheid op te bouwen, terwijl in mij het tegenovergestelde leek te willen gebeuren. Wat ze wél zag, was dat ik steeds vaker anders reageerde dan andere moeders en steeds vaker anders deed dan ook zij van mij in de afgelopen 14 jaar gewend was.
EGO
Ik liet steeds vaker alles gewoon gebeuren. Het niet voorbereiden van de gewenste groots uit te pakken verjaardag of het vroegtijdig vastleggen van een vakantie voor ons tweeën leidde dan ook tot een aantal stevige confrontaties tussen ons, die vooral mij steeds aan het wankelen brachten. Anders gezegd: mijn ‘we-zien-wel-en-anders-kijken-we-nog-even’-houding leidde in onze moeder-dochterrelatie steeds vaker tot emotionele discussies en een clash tussen onze ego’s.
Ego’s zijn per definitie hardnekkig, net als onkruid. Het zien groeien is één ding, maar het wieden is iets anders. Om ervoor te zorgen dat het nooit meer terugkomt, zijn serieuze middelen en maatregelen nodig. Maar je verdedigingsstructuur is geen tuin vol onkruid die je simpelweg kunt asfalteren. Zelfs wanneer je denkt dat je een patroon hier hebt verdelgd, steekt een bepaald ego-aspect ergens anders de kop vaak weer op.
Zo ook die twee laatste weken voor de zomervakantie, waarin ik tóch de Doppio fabike ging bestellen voor haar verjaardag en na het boeken van twee retourtickets Nice naarstig op zoek ging naar hotelletjes, appartementen en B&B’s om samen tóch nog twee weken in Zuid-Frankrijk door te kunnen brengen.
Het punt met handelen vanuit het ego of een verdedigingsmechanisme is, dat je dit—in het moment waarin het ego actief is—niet echt in de gaten hebt. Het voelt weliswaar als weerstand, maar op een vertrouwde manier: business as usual.
Ik zag tijdens dit online gezoek, wat een energievretende exercitie was die nergens toe leek te leiden, dat ik mijzelf alleen maar verder vastdraaide en dat het schuldgevoel—wat ik zou moeten voelen als ik mijn dochter gewoon eerlijk zou hebben gezegd: “B. Ik vind het hartstikke leuk voor je dat je mee mag naar Zuid-Frankrijk, ik betaal je vlucht en geef je vakantiegeld mee, maar daar blijft het bij. Ik wil niet op vakantie.”—alleen maar erger maakte. Omdat ik de tickets al had geboekt, leek er geen weg meer terug. Althans, ik zag ‘m niet of wilde ‘m niet zien en vertelde mijzelf dat het ‘een mooi avontuur’ zou worden.
UIT DE WEG
Ik kan niet zeggen of ze echt geprotesteerd zou hebben als ik haar dit eerlijk en duidelijk had verteld. Ook weet ik niet of ze er werkelijk moeite mee zou hebben gehad als ik haar vraag: "Waarom niet?" had beantwoord met: "Sorry, dat weet ik niet. Ik wil gewoon niet weg." In retrospect zie ik dat ik de confrontatie met haar mogelijke protest uit de weg wilde gaan. Dat ik me wilde verdedigen tegen de mogelijke angst voor een mogelijke confrontatie met haar, waardoor niet alleen ik, maar ook zij mogelijk pijnlijke gevoelens zou ervaren of negatieve ideeën over zichzelf zou ontwikkelen.
Op de dag van vertrek, het was toevallig B.’s verjaardag, had ik alleen voor die eerste drie nachten in Nice een hotel en appartement geboekt. De vierde dag zou ze door de vriendin en ouders worden opgehaald van het vliegveld. De rest, dus het plannen van mijn verblijf in Nice zonder B. en onze twee weken samen daarna was me niet gelukt. Ik wist immers niet wat ik zocht omdat ik in wezen niks wilde vinden. Onder het mom van avontuur, bedacht ik dat het vanzelf wel duidelijk zou worden.
not so nice
De eerste nacht sliepen we in een vrij luxe hotel, betaald met de opgespaarde punten van ons zeven weken durende verblijf in 2021 in een hotel van dezelfde keten in Amstelveen. Tussen B. en mij ging het niet anders dan thuis, met dit verschil dat we nu voortdurend in elkaars nabijheid verkeerden, zowel in het hotel en appartement als ‘buiten’. Daardoor viel het extra op hoe verschillend we zijn (geworden) in ons doen en laten. Als moeder realiseerde ik me al langer dat er nog maar weinig te ‘moederen’ valt met deze Amsterdam born and raised dochter, die in haar stad haar eigen gang gaat, haar eigen ritme volgt en dingen doet op haar eigen wijze manier. Thuis verloopt dit proces moeiteloos, maar in Nice (what's in a name?) was dat ineens niet meer het geval. Althans, gezien vanuit mijn perspectief. Het steeds in één ruimte verkeren en elkaars constante nabijheid maakten duidelijk hoe vrij we eigenlijk naast elkaar leven. Wat thuis vanzelfsprekend is, werd hier een spiegel die onze uiteenlopende interesses en behoeften not-so-nice duidelijk maakte.
Nee, ik had geen moeite met het feit op zich dat we anders zijn en elk een eigen levensfase doormaken. B. is zelfs als puber heel goed te harden. In die zin dat ik haar OMG!!-pubergedrag—de uren voor de spiegel, het continue ge-TikTok en ge-SnapChat, sigaretten, vapes, blote buiken, blowtjes en blingbling—begrijp en heel normaal vind. Ik was zelf precies zo op die leeftijd en heb in mijn eigen onvolwassenheid bovendien onbedoeld maar stevig bijgedragen aan de vorming van haar voorkeuren, verlangens en overtuigingen. Ik had het vooral moeilijk met mijzelf in relatie tot haar in Nice en feitelijk tot alles en iedereen in Nice.
En hoewel ik pogingen deed me over te geven aan elk moment, kreeg B. al vrij snel in de gaten dat ik niet leek te kunnen genieten, anders dan van onze gezamenlijke eetmomenten. Dus toen zij als een blije puppy door de Sephora huppelde en zag dat ik maar wat doelloos heen en weer liep, zei ze me dat ik ook gewoon op een terrasje mocht gaan zitten. Haar woorden klonken als die van een cipier die een niet opgesloten gevangene vertelde dat hij gewoon vrij was en niet in z’n cel hoefde te blijven zitten. Ik geneerde me enigszins dat ik daar niet zelf op gekomen was en spoedde me naar het eerste de beste terrasje om de hoek.
Dezelfde formule herhaalden we na ons weerzien op dit terrasje, waar zij geen zin had in ‘onze’ lunch die ik voor haar drie kwartier had uitgesteld. Het hele gebeuren begon steeds meer op een soort theater van de lach te lijken. We liepen een stukje samen op, spraken een tijd af en gingen ieder ons weegs: zij doelgericht winkeltje in, winkeltje uit, ik doelloos straatje in, straatje uit.
Ik leerde veel die dag. En vooral dat loslaten gaat over los láten. Niet beetpakken dus wat zich in vrijheid moeiteloos manifesteert.
bom
De tweede nacht in Nice, in een klein hotelletje net buiten het drukke centrum, kon ik niet slapen door de alles overheersende vragen: wat doe ik hier en wat doe ik morgen? Kennelijk was dit voelbaar, want B. werd wakker en vroeg me wat er was. Het duurde even voor ik het durfde te zeggen en ook mijn emoties de vrije loop liet gaan: “Ik wil hier niet zijn, B. Ik kan het je niet uitleggen, het ligt niet aan jou, maar ik kán dit gewoon niet meer.” Wat er volgde aan woorden over en weer weet ik niet meer, wel dat we samen in een achtbaan van emoties terecht kwamen die pas tot stilstand kwam in haar woorden: “Maar dan ga je toch gewoon terug naar huis!”. Ze sprak nog meer wijze woorden in dat gesprek wat de rolverdeling tussen ons wederom over de kop deed gaan en me liet inzien dat het vooral mijn pubergedrag was dat ons hier in Nice had samengebracht.
Haar woorden bleven nagalmen tussen de restjes trots, schuld en schaamte. Er was een bom ontploft, maar de stille opluchting die overbleef, bood ruimte aan een nieuw begin. De dag die volgde brachten we deels samen, deels apart door. Ik huurde twee bedjes en een parasol bij een drukke strandtent en ging zelf wandelen, zonder plan. Ik ging een keer terug naar B., we aten wat en ik vertrok weer om vervolgens vanaf een muurtje in de schaduw een uur lang voor me uit te staren. Het einde van ons geplande samenzijn in Nice was nabij. De volgende ochtend om 11 uur zouden we B.’s vriendin en haar ouders treffen op het vliegveld. En hoe ik van daar naar huis zou gaan, was nog steeds niet duidelijk. Vanaf nu was het: living life on life’s terms, zoals B.’s vader zo vaak had gezegd als hij nuchter was en het leven weer recht in de ogen moest kijken.
Ik had misschien twee wijntjes gedronken die dagen in Nice, maar zat minstens zo vast in bepaalde patronen als hij jarenlang in zijn alcoholverslaving. Ik noemde het alleen geen ziekte of verslaving.
afscheid
De volgende dag voelde als een groter afscheid dan van mijn dochter alleen. Nog steeds wist ik niet wat ik precies zou doen. Ik voelde me opgelucht, maar nog steeds niet heel helder van geest. Het denken werkte gewoon niet mee. Onder het mom van ‘avontuur’ kon ik de trein nemen en via Parijs terug naar huis. Ik kon ook gewoon mijn vlucht omboeken, al had ik geen idee hoe zoiets werkte. Maar zolang ik met Benthe was, lukte het me niet om een beslissing te nemen of iets concreet te regelen. Ik gaf mezelf het recht om het niet te hoeven weten en zou wel zien wat er van zou komen.
Na het afscheid op het vliegveld ging ik op zoek naar een rustige plek met Wifi. Beide vond ik niet. Gelukkig had ik mijn noice cancelling koptelefoon bij me en creëerde ik die plek buiten om mijn nooit eerder gedane ding te doen. Binnen 10 minuten had ik mijn vlucht omgeboekt, bijbetaald en vertrok ik drie uur later met de eerstvolgende Transavia-vlucht terug naar Amsterdam.
Om 20.00 uur was ik thuis. Toen ik met een kopje koffie in de woonkamer zat, leken de afgelopen dagen zich te hebben afgespeeld in een droom. Alles leek anders, maar ook alsof er niks was gebeurd.
diepgang
Het leven na thuiskomst bewoog zich in stilte moeiteloos voort tussen schrijven en lezen tot ineens het thema ‘organiseren van papa’s 80e verjaardag’ aan mijn aandacht begon te trekken. En vooral de vraag: Wát wordt er nou eigenlijk van mij verwacht? En: Waarom wil ik niet dat er iets van mij verwacht wordt? Uit de manier waarop hij er destijds in Oriental Palace over sprak, lijkt mijn vader een feest voor ogen te hebben, zoals mijn oom destijds had georganiseerd voor z’n 70e verjaardag in het Double Tree-hotel naast het CS. Een vrij luxe bijeenkomst met een wandelend buffet voor zeker 100 man.
Voor mijn oom was dit destijds een logische keuze, aangezien hij jarenlang general manager was voor Hilton-hotels over de hele wereld. Voor mijn vader vond ik een dergelijk feest van vergelijkbare statuur lichtelijk overdreven. En vanuit mijn inmiddels steeds verder vorderende no-nonsense-perspectief leek dit onmogelijk om te faciliteren. Ik zag gewoon niet waar ik die versie van zijn dochter vandaan moest toveren, want ze was in geen velden of wegen meer te bekennen.
Natuurlijk kon ik het praktisch gezien voor elkaar boksen, zo’n feest, maar het zou geen zuivere reflectie zijn van wie ik ben, noch van de jarenlange moeizame en inmiddels oppervlakkige relatie die ik met mijn vader heb. Wat zou ik zeggen in mijn speech, die ik als host van dit feest geacht word te geven? Ga ik een gezamenlijk cadeau organiseren? Al die familieleden en zijn vrienden benaderen die ik nooit spreek om een ‘leuk stukje’ te schrijven of een videoboodschap te maken? We hebben al jarenlang puur oppervlakkig contact, brengen gemiddeld acht uur per jaar met elkaar door en doen beide geen pogingen om hier ook maar iets aan te veranderen.
Op 19 augustus stuurde ik mijn vader een appje:
Hoi pap, het is een beetje stil op deze lijn. Lekker rustig, zou je kunnen denken, maar voor mijn gevoel kunnen we er in de aanloop naar jouw 80e levensjaar en mijn 50e misschien nét even iets meer van maken, van ons contact.
Ik zou het leuk vinden als we elkaar af en toe (weer) eens een brief sturen waarin we elkaar een iets meer diepgaand antwoord geven op wezenlijke vragen over (de kijk op) het leven van de ander.
Elke vraag, mits uit oprechte interesse /nieuwgierigheid gesteld - en dus niet bedoeld als verkapte aanklacht jegens de ander over iets wat mogelijk nog ergens dwarszit - lijkt me gerechtvaardigd.
Natuurlijk mogen lastige thema’s aan bod komen en gevoelens gedeeld worden. Wat ik bedoel is dat we beide de intentie hebben om de ander oprecht te bevragen over iets uit pure interesse in elkaar.
Ik bespeur bij mijzelf dat ik de laatste jaren niet zoveel meer op heb met het slechts uitwisselen van alleen maar: ‘Hoe gaat het?’. Het antwoord is negen van de tien keer hetzelfde. En als het ‘niet goed gaat’ zijn de vragen en antwoorden daaromtrent ook negen van de 10 keer hetzelfde.
Kortom: iets meer diepgang in ons contact zou ik fijn vinden. En daar wil ik ook graag tijd voor maken. Ik geloof dat het nooit te laat is voor iets meer diepgang. Maar dat geloof vraagt me ook te erkennen dat het ooit natuurlijk wel te laat is voor diepgang. Enfin. Ik ben benieuwd wat je van dit voorstel vindt.
Mooie dag gewenst! ☀X
Twee uur later krijg ik een appje terug:
Hi Renate, interessante ontwikkeling. Meer diepgang in de berichtgeving is natuurlijk nooit weg. Hoe was de vakantie in Nice? Nog naar Monaco geweest? Heb daar nog steeds goede herinneringen aan. Heeft B. het nog gehaald, ik bedoel is ze over naar de volgende klas of blijven zitten. Zo ja wat wil ze gaan doen in de toekomst? Heeft ze plannen? En hoe zit het met jouw toekomst en wat zijn jouw plannen? Mag en wil je daar blijven wonen? Je ziet het, iets meer diepgang in de correspondentie, is gauw gevonden. Ik ga nu mijn dagelijkse rondjes lopen, want ergen las ik ‘hoe meer je loopt hoe langer je leeft’. Blijf gezond, fijn weekend XX
Ik moet lachen, slaak een diepe zucht en realiseer me dat het waarschijnlijk makkelijker is om een feestje te organiseren voor 100 man dan een diepgaande conversatie tot stand te brengen met deze ene.